Weblog Terra Maja

Eigen schuld

6.2. Surfer crossing
We zien iemand een drukke weg oversteken. Automobilisten remmen toeterend af, en wonder-boven-wonder bereikt hij ongedeerd de overkant. Wat bezielt die man? De meesten van ons zoeken de verklaring automatisch in zijn karakter: die man moet wel buitengewoon roekeloos van aard zijn. Als hij was aangereden, was het zijn eigen schuld geweest.
 
Vanuit het oogpunt van de voetganger kan de situatie er heel anders uitzien. Het is bijvoorbeeld een weg waar auto's niet harder dan 40 km per uur mogen rijden. Hij kent de situatie, steekt hier elke dag over en er gebeurt nooit wat. Iets verderop is een stoplicht zodat de meeste automobilisten toch al afremmen. Hoezo roekeloos? Als er een ongeluk gebeurt, is het niet zijn schuld, vindt hij.

Deze verschillen in optiek tussen degene die iets doet en degene die het ziet gebeuren, zijn bijna een wetmatigheid. Bij gebeurtenissen die anderen overkomen, leggen we de oorzaak bij voorkeur bij de persoon en onderschatten we systematisch de factoren die in de situatie ook van invloed zijn op wat er gebeurt.
Dit staat in tegenstelling tot het aanwijzen van oorzaken voor wat onszelf overkomt. Daarin ligt altijd meer de nadruk op externe oorzaken: de omstandigheden of het toeval.

Vanwege de alomtegenwoordigheid van deze inschattingsvoorkeur spreekt men wel van de fundamentele attributiefout. Het is een universele menselijke eigenschap dat we in het zoeken van een verklaring voor een gebeurtenis het aandeel van de handelende persoon, zijn motieven of zijn karakter, overschatten.

Fundamentele attributiefout
Zelfs als we weten dat het ook aan de situatie kan liggen, zijn we tot deze vertekeningen in de waarneming geneigd. Dit bleek bijvoorbeeld uit een experiment waarin studenten twee aan twee de opdracht kregen een quiz na te spelen. Daartoe werd de ene student tot quizmaster gemaakt, de andere tot deelnemer. De quizmaster mocht vragen stellen op een gebied waarin hij zelf goed thuis was, wat natuurlijk tot gevolg had dat de ander de meeste vragen niet wist te beantwoorden.
 
De 'quizzes' werden bijgewoond door proefpersonen die wisten dat het om een rollenspel ging. Na afloop moesten zij beoordelen hoeveel algemene kennis de quizmaster had en hoeveel de deelnemer. Het oordeel viel onveranderd ten gunste van de quizmaster uit: de deelnemers waren 'dommer' dan de quizmasters.
 
Dus zelfs als duidelijk is dat de uitslag bepaald wordt door de rol die aan iemand is toegekend, en niet door de werkelijke verschillen in intelligentie of kennis, blijken de toeschouwers sterk bevooroordeeld te zijn in hun mening.


Onvolledige informatie
De verklaring van de fundamentele attributiefout wordt gezocht in het feit dat we nu eenmaal niet alle omstandigheden kennen. Bij onvolledige informatie is de meest simpele heuristiek om af te gaan op wie en wat we zien: de persoon die de gebeurtenis 'veroorzaakt'. Persoon en handeling zijn de opvallende karakteristieken, zij vormen in de perceptie een causale eenheid en de andere factoren dringen zich niet op. Het heeft ook niets te maken met onze houding tegenover de ander, het is een zuivere vertekening in de waarneming. Sommige onderzoekers spreken dan ook liever van een bias (vertekening) dan van een 'fout'.
De bias wordt nog versterkt doordat persoon en handeling linguïstisch sterk verbonden zijn: we noemen het oversteken roekeloos, evenals de voetganger, maar er is geen term om de situatie die dit gedrag uitlokt te beschrijven. We noemen iemand genereus als hij een genereuze gift aan een liefdadig doel schenkt, en een ander knap als hij een knappe prestatie levert. Ook in deze gevallen is er geen label voor de situatie die het genereuze gedrag of de knappe prestatie mogelijk maakt.
Daartegenover staat dat we ons eigen gedrag zelden in termen van onze eigenschappen beschrijven, maar dat we dan eerder allerlei andere oorzaken noemen.
Het is alsof de taal de waarneming bepaalt.

Een Westerse manier van denken?
Hoe 'fundamenteel' deze bias in het verklaren van gedrag is, is overigens nog wel de vraag. Volgens sommige onderzoekers is het een typisch Westerse manier van denken. Kinderen in Westerse landen maken zich deze manier van denken, waarin dus disproportioneel aandacht wordt geschonken aan personen en hun eigenschappen, meer eigen dan bijvoorbeeld kinderen in India die in de Hindoeïstische cultuur opgroeien. Daarin zijn de externe, niet-persoonsgebonden factoren een belangrijk referentiepunt in het verklaren van gebeurtenissen.
Verder zijn er ook uitzonderingen: soms hebben mensen de neiging het tegenovergestelde te doen en juist wel het accent op de omstandigheden te leggen, met name wanneer iemand zich heel anders gedraagt dan te verwachten was. Wanneer iemand bijvoorbeeld een goede baan krijgt aangeboden en die vervolgens niet accepteert, zijn we benieuwd naar de omstandigheden die tot deze beslissing hebben geleid.
En ten slotte: als we van tevoren gewaarschuwd zijn voor de attributiefout en daardoor gespitst zijn op situationele factoren, zullen we hem niet zo snel maken. Zo flexibel zijn we nu ook wel weer.

Terug